Interview

Een interview van dramaturg Kristof Van Baarle met maker Michiel Vandevelde over Paradise Now (1968-2018)

Kristof
Hoe ben je op het idee gekomen om te werken rond de voorstelling Paradise Now van The Living Theatre, uit 1968?

Michiel
Eigenlijk loop ik al jaren rond met het boek over Paradise Now. Al sinds mijn vorige voorstelling bij fABULEUS, Love Songs (veldeke) uit 2013. Ik was toen fel betrokken bij activistische initiatieven zoals Occupy in Londen en de Indignado-beweging hier in Brussel. In die periode zag ik de video van Paradise Now en ik dacht: het zou mooi zijn om dat materiaal van 1968 te confronteren met jongeren van nu.
Wat ik interessant vind aan Paradise Now is dat het zo politiek geladen is. Het is een synthese van de ideeën die in de jaren ‘60 populair waren: de bevrijding van het lichaam en de geest, een poging om los te komen van vastgeroeste, hiërarchische structuren. Het doel is: zowel de performers als de toeschouwers transformeren. De voorstelling wil een weg – een journey – zijn naar anarchie. Dat zie ik vandaag amper in de kunst. Makers van nu vinden die esthetiek ouderwets, bijna not done. Mij boeit het juist om er toch mee aan de slag te gaan en te zien wat het politiek potentieel ervan is.

Kristof
Wat is jouw connectie met fABULEUS?

Michiel
De band met fABULEUS is er altijd geweest. Ik ben er op mijn dertiende beginnen dansen en vanaf dan heb ik er praktisch elk jaar meegedaan in een productie. Tegelijk begon ik ook eigen werk te maken binnen de context van PREFAB (nu VAART) o.a. met mijn broer Menno en met Jozef Wouters. Het opgroeien bij fABULEUS is enorm belangrijk geweest in de ontwikkeling van mijn artistieke parcours.

Kristof
Hoe past deze voorstelling in jouw traject?

Michiel
Voor mij is deze productie een kantelpunt. De afgelopen vijf jaar heb ik voornamelijk gewerkt rond het idee van re-appropriatie: het idee dat je een dominante cultuur niet per se moet afstoten, maar juist moet toe-eigenen. In mijn vorig werk ging ik bijvoorbeeld elementen uit populaire, commerciële beeldcultuur combineren met kritisch, filosofisch materiaal. Dat idee is op een organische manier ontstaan tijdens de creatie van mijn eerste jongerenproductie Love Songs (veldeke).
In Paradise Now (1968-2018) gebeurt er ook een soort van toe-eigening, maar toch op een andere manier. Wat mij nu interesseert is hoe we naar het verleden kijken met een hedendaagse interpretatie: oude narratieven en nieuwe geletterdheid. Hoe verandert de technologie onze blik op de wereld verandert. Welk potentieel schuilt er nog in de geschiedenis?
In deze productie wordt het verleden belichaamd door dertien jonge mensen die quasi nooit een wereld zonder internet hebben gekend. Zij doen dat zonder ironie en zonder grote uitspraken te doen: nergens wordt een soort blauwdruk of idee van de toekomst meegegeven. Dat moet in the mind of the spectator ontstaan, doordat je reflecteert over dat verleden. En doordat we vanuit volwassen perspectief bepaalde verwachtingen, verlangens of angsten projecteren op die jongeren.

Kristof
De hele voorstelling speelt met het idee van projectie.

Michiel
Ja. Ik wil een confrontatie creëren tussen dat materiaal uit 1968 en die jonge lichamen, die om het met een cliché te zeggen, een soort wit, onbeschreven blad zijn. Of op zijn minst nog aan het begin staan van een heel leven dat voor hen ligt.
De partituur van de voorstelling wordt bepaald door de televisieschermen vooraan, waarop de jongeren beelden zien van 50 historische gebeurtenissen. Het is een soort trip down memory lane doorheen de geschiedenis van de afgelopen 50 jaar, waarbij elk jaar vertegenwoordigd wordt door één iconisch beeld. Wanneer we in 1968 aankomen, blijft de plaat hangen, om het zo te zeggen en beginnen de jongeren beeldmateriaal van The Living Theater te re-enacten.

Kristof
In de jaren ‘60 was het relatief duidelijk waartegen gevochten moest worden. Hoe zie je dat protest vandaag?

Michiel
Richard Schechner (performancekunstenaar en professor aan de Tisch School of the Arts in New York) die de originele Paradise Now in 1968 heeft gezien, vertelde dat er in de jaren ‘60 nog een naïef geloof kon zijn in een betere toekomst. Vandaag ligt dat fundamenteel anders, denk ik. Door alle informatie die nu we ter beschikking hebben, bijvoorbeeld over klimaatverandering, weet je dat de toekomst er niet per se rooskleuriger zal uitzien.
Een ander verschil is dat ideologie in de jaren ‘60 nog heel bepalend was. Je had een uitgesproken strijd tussen verschillende activistische groepen: de anarchisten, de communisten… Vandaag is dat veel minder aan de hand. Ook het activisme zelf is veranderd: in de jaren ‘60 werd een strijd over ideeën gevoerd. Tegenwoordig vertaalt activisme zich eerder in procedures, in een juridische strijd: vaak om dingen tegen te houden of te behouden. Ook dat is een interessante shift tegenover de jaren ’60, waar het juist ging over vooruitgang, over een erg fysieke, belichaamde vrijheid.

Kristof
Geert Buelens (schrijver van De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis.) zegt dat de jaren ‘60 eigenlijk nog voortduren, maar dat er gewoon minder hoop is.

Michiel
In 50 jaar tijd is er heel veel veranderd, onder andere onder invloed van de technologie, maar op humanistisch vlak zijn we niet zo geëvolueerd. Onze waarden en normen zijn niet per se veel vrijer. Integendeel zelfs.
Volgens mij is de ideeënwereld bijna tot stilstand gekomen in de jaren ’60. Misschien moeten we opnieuw beginnen vanaf daar. Wat kunnen we leren door die beelden terug op te voeren? Wat zegt die dynamiek? Die energie? Misschien hebben we daar iets verloren. Dat klinkt misschien te nostalgisch, maar toch: een bepaalde energie die toen sterk aanwezig was en die vandaag de dag verworden is tot een soort sluimerende wanhoop.

Kristof
De jaren ‘60 worden soms benoemd als de periode waarin collectieve actie eigenlijk tot volle ontplooiing is gekomen.

Michiel
Ik denk dat er vandaag niet minder collectiviteit is dan vroeger. Mensen komen nog altijd samen als er zich een probleem voordoet, omdat ze daar nog altijd het nut van inzien. Praktisch elke dag wordt wel ergens in Brussel een protest of een betoging gevoerd. Maar tegelijkertijd kan je je afvragen in welke mate dat invloed heeft op de publieke discussie. Er is een disconnectie tussen zij die beslissingen nemen en de groep voor wie ze dat doen. In die zin is er weinig ruimte om zelf iets fundamenteel te veranderen.

Kristof
En toch stelt Franco Berardi (Italiaanse schrijver, filosoof en activist) dat het belangrijk is om te blijven deelnemen aan dat soort acties, ook al is de impact daarvan klein: alsof het een soort spier is, die je moet blijven trainen voor wanneer het écht nodig is.

Michiel
Ik ben het daar wel mee eens. Ik ga ook nog naar betogingen, zoals Hart Boven Hard: tegelijk hoopvol en pessimistisch. Ik denk dat je moet blijven participeren, al was het maar als een therapeutisch moment waarin je even allemaal samenkomt. En ook omdat ik vind dat je in je individuele leven en werk moet proberen te handelen naar een bepaald politiek perspectief waar je achter staat en dat hopelijk ook de rest van de mensen ten goede komt. Dat je gebruik maakt van je privileges om bepaalde zaken te veranderen of gedaan te krijgen.